Spellen van de Week

Spel van de week 29 oktober 2024 —Kees van der Weijden

De te bespreken spellen zijn 12 en 21. Klik hier om daar meteen heen te gaan.

Sinds enige jaren loop ik rond met onderstaand shell-idee, waarvan sommigen vinden dat ik het voor een breed publiek maar eens uit moet leggen. Anderen, zoals Wj, raden me het ten strengste af: "Doe het niet Kees".
Nu ben ik eigenwijs genoeg om zulke wijze raden in de wind te slaan; want als het idee niet klopt dan ga ik weliswaar mogelijk op mijn bek, maar dan heb ik wel geleerd waarom het niet klopt.

Ik ben benieuwd naar jullie commentaar!

= * = * =

De ShellIn deze tekst wordt het Shell-concept voor kaartwaardering uitgelegd, ontwikkeld om spelers te helpen onderscheid te maken tussen werkende en verspilde punten tijdens het biedproces. Dit concept biedt een andere benadering dan traditionele puntentellingen, met als doel de slagkracht beter te voorspellen.

Inleiding en motivatie

Met enige schroom neem ik jullie mee in mijn zoektocht naar een betere kaartwaarderingstechniek.
Met schroom omdat velen van jullie betere bridgers zijn dan ik, en wie ben ik dan om jullie iets te vertellen over kaartwaardering. Anderzijds zal niet iedereen die dit leest zich bewust zijn van wat ik hier voorleg. En verder is het hier voorgelegde Shell-concept allerminst ‘af’ en jullie worden dan ook van harte uitgenodigd verbeteringen en/of aanscherpingen aan te dragen.

Allereerst, waar komt het begrip shell vandaan?

In zijn boek “The complete Book on HandEvaluation” definieert Mike Lawrence shellpoints als kaartpunten die werken, oftewel die een gegarandeerde waarde hebben.

Zo werken Azen altijd wel. Azen zitten altijd wel in de shell. Voor andere hoge kaarten is dit niet altijd het geval. Een voorbeeld, stel je hebt HV542 V1084 5 1063 en het bieden gaat:

Geen enkele van je punten zit in de shell, oftewel de lengten van partner. Je doet er waarschijnlijk het beste aan te passen. De handen werken niet samen.

Lawrence gaat er verder niet op in maar dit idee werken we verder uit. Plaatjespunten, anders dan azen, zitten “in de shell” als ze in de fitlengte(n) van jouw partij zitten.

Definitie van de Shell en werkende vs. verspilde punten

Het concept om je kaartpunten te scheiden in werkende en verspilde punten ontbreekt in traditionele kaartwaarderingstechnieken. Ik noem dat het shell-concept. Je werkende punten zijn punten in de shell, de verspilde punten zitten erbuiten.

Wat werkende en wat verspilde punten zijn kan je initieel niet beoordelen, omdat je nog niet weet wat de fitlengte(n) van jouw partij is/zijn. Beoordelen welke punten voor de aanval werken en welke niet, en of dat een korte kleur waardevol is of niet, en welke platen slagen zullen worden en welke niet doe je bijgevolg en noodzakelijkerwijs gaandeweg het biedproces.

Het is van groot belang goed te luisteren naar wat er geboden is, want de waarde van je hand hangt daar soms behoorlijk van af.
Een extreem voorbeeld (1) van verspilde puntenJe hoge kleuren punten zijn waardeloos en je lage kleurenpunten gaan geen kleintjes doen promoveren. Je kunt in het bieden al zien dat je 0,0 steun van partner zult hebben. : je raapt op: VB HB2 AHV10 AHV10.
Een op zich leuke 25-punter. Links mag echter beginnen en het bieden gaat:

Er zijn 15 punten buitenboord, en geen enkele van je hoge-kleuren-punten werken. Beide tegenstanders zijn op hun tenen gaan staan, LT heeft kennelijk met 10 of 11 geopend, RT met 4 of 5 bijgeboden (waarschijnlijk A in vijven en dat zal RT niet doen in een non-fit-situatie) en partner is dus poploos. Als je nu 3SA zou bieden dan reken je eigenlijk op 10xx bij partner, of als hij dat niet heeft geen -start, maar normaliter zal de tegenpartij beginnen met A. Als partner nu inderdaad 10xx heeft, schakelt de tegenpartij over op gevolgd door een lage kleur (voor -1), en anders krijg je H 10 en dan nog 2 gevolgd door minimaal nog twee te verwerken (voor -3).

Stel dat je 3SA mag spelen EN ze starten passief een lage kleur, dan heb je geen enkele kaart waarmee je kan oversteken om eventuele lengte van de dummy te benutten. Na het incasseren van je (hopelijk, nog niet eens zeker) 8 lage-kleuren-slagen moet je alsnog 5 slagen in de hoge kleuren afgeven. En dat geldt ook als partner 10xx heeft. De tegenspelers schakelen gewoon over op passief tegenspelen. Je kan dus nu al zien dat je 3SA bij een beetje goed tegenspel nooit gaat maken. (En als ze echt goed tegenspelen gaat 1SA al -4, je was door het bieden al gewaarschuwd voor dit slechte zitsel ).

Dan plan B, doubleren. Als je doubleert en een van de tegenstanders is kort in de lage kleur die partner biedt, dan gaat die tegenstander bieden en ontdekken zij de dubbele fit waardoor je het risico loopt dat ze op grond daarvan doorbieden naar de manche (zij verwachten weliswaar die manche niet te maken maar bieden dat als goede uitnemer) die ze van tijd tot tijd ook nog eens zullen maken. Je kan dan uitnemen met 5-Laag, maar dat komt niet door de controle en zal een slechtere score opleveren dan hun nu een deelscore te laten spelen.

Daarom, passen oogt enigszins laf, maar is verdedigbaar en waarschijnlijk ook het verstandigst.
Maar wie doet dat met 25?


Het biedproces zou een prominent onderdeel van de kaartwaardering moeten uitmaken.   

Maar in praktijk blijken we allemaal walrussen In zijn boeken over de dierentuinbridgeclub "de Unicorns" beschrijft Victor Mollo de persoon van Walter de Walrus, een gepensioneerde accountant. Walter de Walrus kent alle percentages en kan goed tellen. Hij begint met bijv. 20HCP maar eindigt daar ook mee. te zijn.
Als we punten hebben moéten we bieden, i.p.v. dat we onze hand herwaarderen a.d.h.v. het biedproces.

In de traditionele kaartwaarderingstechnieken wordt alleen ingegaan op “Hoeveel heb ik, hoeveel heeft partner, en wat kunnen we dus maken”. En die theorie moet je natuurlijk wel kennen en ook kunnen toepassen. Maar kaartwaardering is geen puntentellen, maar doe je om een vertaalslag te maken naar het aantal slagen wat jouw partij in een bepaalde speelsoort kan maken, en soms komt het voor dat je gaandeweg het biedproces kunt horen dat je hand veel meer slagen of veel minder slagen waard is dan wat de gezamenlijke puntenaantallen voorspellen.

Als wij lengte en/of waarden hebben in een kleur die partner noemt is dat voor ons in de aanval een goede zaak. En zo zijn er meer elementen in het biedproces die de waarde van de hand bepalen. Een korte kleur is in de aanval alleen waardevol als jouw partij het contract in een troefcontract te spelen krijgt, partner er geen verspilde punten in heeft en anders is een korte kleur eigenlijk nooit een voordeel. Met een renonce heeft nog nooit iemand een slag gemaakt. Wel met een troefje. Ook geeft het biedproces aan of we moeten aanvallen of juist verdedigen, afhankelijk de waarden in onze hand.

Om tot een nieuwe kaartwaarderingstechniek te komen waarin deze eigenschappen, deze elementen wél worden meegenomen kunnen we het “first principle thinking”-concept toepassen op kaartwaardering. First principle thinkingIk ben geen fan van Elon Musk maar dit is a great idea. houdt in dat je je kennis over een onderwerp zo ver als mogelijk opsplitst in elementaire waarheden om daarna, met de van daar uit ontstane elementen, de ‘building blocks’, je wereldbeeld opnieuw op te bouwen en daarvoor zouden we eigenlijk ook in de geschiedenis van de kaartwaardering moeten duiken. Dat doen we een andere keer, ik ben nu al ruim van stof.

Ik licht er daarom maar één element uit.

En ik begin conform Feynman met een statement. Omdat de 25HCP=manche-regel vaak te conservatief is vervangen we die door deze, praktisch toepasbare, shell-regel:

Shell-regel: Als jouw partij minimaal de helft aan werkende punten van jouw shell-grootte bezit, dan kan je de manche bieden. En omdat er altijd wel wat verspilde punten zullen zijn, heb je (meestal, maar soms niet eens) een beetje extra nodig.

Merk op: in den beginne is de shell-grootte 40 HCP en dan is 25 de helft plus een beetje. Maar als je er gaandeweg het bieden achter komt dat de punten van jouw partij geconcentreerd in jouw lengten zitten, zal je meer slagen kunnen maken en zal je dus ook hoger kunnen bieden dan de klassieke voorspelling. Als een van de partners kort is in een kleur, dan worden de punten in die korte kleur irrelevant en wordt de shellgrootte waar je rekening mee moet houden 10 HCP kleiner. Je telt verder alleen je werkende punten mee voor de aanval.
Andersom geldt ook: punten in korte kleuren en in de kleur van tegenpartij zijn verspild, dus die moet je voor de aanval niet meerekenen. De helft van de shell genereert dan zo'n 10 slagen, de manche. Voor een slem heb je doorgaans iets meer dan 75% van de shell-grootte aan werkende punten nodig. Voor andere slagen-aantallen gelden analoge regels - de mancheregel hier is slechts als voorbeeld genomen.

Voorbeelden van het shell-concept

Het beste is om een aantal voorbeelden te geven, enerzijds om duidelijk te maken wat ik bedoel en de brede toepasbaarheid van het concept aan te tonen en anderzijds om de bewering te testen aan 'nature':

Voorbeeld (2). Een voorbeeld van Louk VerheesArtikel uit de Bridge, juni 2002. Zitten de punten in de lengten van jouw partij, oftewel ze zitten in jouw shell-kleuren, dan heb je zelfs met twee gebalanceerde handen tegenover elkaar al snel een manche:

Als Oost de dubbele fit laat weten kan West al bijna 10 slagen tellen: 5 in (bij 3-2 zitsel), Aas en 4 in .

Oftewel in shell-termen: De shell-grootte is 40 punten, maar als Oost aan West laat weten dat al zijn punten in de shelllengten zitten, kan West concluderen: al onze punten werken en we hebben de helft plus een beetje, ergo de manche kan geboden worden.

Over de weg naar dit uitstekende contract: als beide partners een hoge kleur overeengekomen zijn, kan het steunen van partner's eerste lage kleur alleen maar opgevat worden als een krachtige poging de hoge kleurenmanche te bereiken.

Voorbeeld (3).  Helpsuittrials. Als een kleur vaststaat als troef vraag je aan partner door een andere kleur te bieden of hij in die kleur steun heeft. Je hebt zelf bijv. HBx of Vxxx of H10xxx, oftewel onzekere waarden waarvan je de waarde niet kan bepalen; heeft partner steun (d.w.z. aanvullende waarden), dan biedt hij de manche, indien niet dan volstaat hij met deelscore in overengekomen troefkleur of doet zelf nog een poging in een derde kleur. Als je geen korte kleuren kan aanbieden, dan helpen helpsuittrials partner de juiste beslissing te nemen:

Oost weet dat West geen bodemminimum heeft (anders was 3 geboden) en Oost weet door zijn -bezit dat West's -platen in de shell zitten.

Voorbeeld (4). Korte kleuren. Het tonen van korte kleuren helpt de shell-grootte te bepalen. Kan je partner duidelijk maken dat je kort in een kleur bent, dan moet je dat zeker doen want dat helpt partner enorm in zijn beoordeling de shell-grootte te bepalen.

Wie 3 biedt louter om 7-9 aan te geven (Bergen) doet zijn partij tekort. Het is veel belangrijker om aan te geven wáár de punten zitten (en waar niet) dan het aantal. Ik bied 3 dan ook als mini-splinter, 6-9, 4-kaart mee EN kort in . Oost heeft dan een makkelijk parcours: de shell-grootte is gedaald naar 30 punten, en hij heeft zelf geen verspilde punten in . De helft van de shell is 15 en die bezit zijn partij ruimschoots, dus hij biedt de manche.

Zou Oost wél verspilde punten in hebben, dan moet hij die aftrekken van het totaal van zijn partij om tot het totaal aantal shell-punten te komen. Zit hij dan nog steeds boven de 15, dan blijft het aantrekkelijk de manche te bieden.

Mini-splinters zijn effectiever dan Bergen raises, die ook nog eens gedoubleerd kunnen worden voor de uitkomst, en die, als dat niet gebeurd, nog steeds uitkomstinformatie zijn.

Voorbeeld (5).  Ontdekken afwezigheid verspilde waarden (1) Ook de tegenpartij kan vertellen dat de shell-grootte daalt Zij een fit, wij een fit. Zij een superfit, dan wij ook een superfit of een dubbele fit.

Zij tonen een superfit in waardoor je kunt zien dat partner hooguit 1 heeft. Beide zwarte kleuren doen niet mee, de shell-grootte is dus gedaald naar 20, waarvan jouw partij meer dan de helft bezit. Biedt 4SA om 5 rood te bereiken na partner's 5 (en dan bij jou 5, converteerbaar).

Voorbeeld (6).  Ontdekken afwezigheid verspilde waarden (2) Indien in een kleur geen waarden zitten en partner is kort dan daalt de shell-grootte. Het gaat om het ontdekken van de afwezigheid van verspilde waarden. Dat kan soms ook via het supportdoublet:

West zal doubleren in zijn 2e biedbeurt, maar het gaat erom dat West op dat moment moet inzien dat de gezamenlijke handen flink opgeknapt zijn. Waarom? Omdat partner kort is in , is het waarschijnlijker geworden dat de handen geen verspilde -punten hebben. Omdat de -kleur en wellicht ook de -kleur niet meer meedoen lijkt het erop dat alle punten in een 20- of 30-punts-shell zitten. Uitgaande van een minimale Oost kan West dan redeneren 12 + 9 = 21 > 15 ==> manche.
Toch zal deze -manche moeilijk te bieden zijn. De 6-krt in Oost (en daarmee de -fit) is voor West niet zeker na 2, en ook de afwezigheid van verspilde -punten is vanuit West onzeker, verder zijn er mogelijk 2 snelle -verliezers en tenslotte kan Oost verspilde -punten hebben.
Maar áls West dapper inviteert met 3, zou Oost moeten aannemen. Oost's enige negatieve puntje - vanuit Oost gezien, t.w. korte - was al verteld.
Bridge is met de moedigen.

Voorbeeld (7).  3 renonces. Met 3 renonces daalt de shell-grootte naar 10. Vallen er nog meer kleuren weg, dan daalt het benodigde aantal shellpunten nog meer. In dit voorbeeld is de shell-grootte gedaald naar 10 punten waarvan je de helft hebt. 7 is een kansrijk groot slem en dat zal je meestal maken als de maar 1-1 vallen en de niet slechter dan 4-2:

Uiteraard is hier geen passend biedverloop meer bij te verzinnen, maar het gaat me erom de kracht en ook de juistheid van het shell-idee duidelijk te maken.

Ik kan wel verklaren of in elk geval aannemelijk maken waarom de shell-regel zo goed werkt.

Dat doe ik aan de hand van de regel van acht van Culbertson. Acht slagen worden gemaakt door hoge kaarten en ca. 5 slagen door lagere kaarten. Die 5 slagen met lagere kaarten zullen voor het merendeel terecht komen bij de sterkere partij.

Waarom is dat?

Omdat de sterkere partij het eerste zijn lengteslagen zal kunnen ontwikkelen.

Het proces zal immers vaak zijn: de sterkere partij komt aan slag en geeft een slag af in zijn te ontwikkelen lange kleurtje. En komt nogmaals aan slag en geeft nogmaals een slag af in zijn lange kleurtje. En komt nogmaals aan slag en de leider gaat van zijn lengteslagen genieten. De leider komt de hele tijd aan slag omdat zijn partij sterker is.

Maar als al je punten al in je lange kleurtje(s) zitten, dan raap je die lange kleurtje(s) in één keer op. Je hoeft niet meer van slag als je eenmaal aan slag bent gekomen. En dus heb je (soms veel) minder hoge kaarten nodig.

             Uit "Culbertson's compleet biedoverzicht" 1936

Conclusies en samenvatting

Het shell-concept samengevat: In het biedproces kan de shellgrootte dalen als blijkt dat jij of partner in één of meerdere kleuren nuttig kort is. En als je in het biedproces vastgesteld hebt wat de fitlengte(n) van jouw partij zijn, kan je je HCP indelen in werkende en verspilde punten. Als je kunt zien dat je samen met partner meer dan de helft van de shellgrootte aan werkende punten hebt, is het redelijk de manche te bieden.

Merk op: in niet-uitgesproken situaties is er geen/nauwelijks verschil met de huidige gangbare praktijk, maar in situaties met dubbele fit of superfit heb je nu een criterium om aan te vallen of te verdedigen, want de tegenpartij biedt vaak mee.

Tenslotte, in fit, dubbele fit en superfit-situaties gaat het erom wáár je punten zitten en veel minder om het totaal aantal punten. Om dat te kunnen inschatten en optimaal gebruik te kunnen maken van de shell-beoordelingstechniek is het:

  • voordelig om conventies te spelen die elkaar in fitsituaties laten weten waar de korte kleuren zitten zodat de shell-grootte bepaald kan worden en partner weet welke platen eventueel verspild zijn. Splinters, mini-splinters, Garozzo-splinters, het mixed-systeem van Jos van Kan, het helpt allemaal de shell-grootte te bepalen.
  • voordelig om conventies te spelen die partner laten weten wáár de plaatjes huizen, eventueel in 3+-kaartjes, ergo helpsuittrials. Die geven ook minder tegenspelinfo weg dan longsuit-trials omdat de lengte van de helpsuit weliswaar 3+ is maar verder onbepaald.

En ik moest deze gedachtengangen wel eerst uitleggen, zodat ik hier in toekomstige artikelen aan kan refereren, want je zult deze theorie nergens in de boeken vinden, het is allemaal resultaat van eigen onderzoek.

= * = * =

Spelbesprekingen

Omdat ik tamelijk zeker wist dat er wel een paar spellen langs zouden komen waarin het shellconcept voor zou komen (ik schat 2 á 4 per sessie, de toepasbaarheid van het concept komt aan de lopende band voor) heb ik bovenstaand stuk goed kunnen prepareren.

Over de spellen 2, 18 en 24 van 29-10 zou in dit verband ook nog wel wat te vertellen geweest zijn.

Spel 12

Het bieden ging bij ons aan tafel:

Met bovenstaande theorie in het achterhoofd had Oost als volgt kunnen redeneren na 3: "Onze shell is 30HCP, en al mijn punten werken. Omdat ik in mijn eentje alleen al bijna de helft heb, wil ik minimaal in 5 zitten. Dat kan ik duidelijk maken door (MF) eerst 3 en dan 4 te bieden.". Dat stelt West ook in staat zijn hand te herwaarderen; en hier heeft hij geen verspilde -punten en zou hij via 4 zijn H hebben kunnen aanbieden. Het is waar dat als West 'niets' nuttigs heeft, dat mogelijk een te optimistisch parcours is, maar bridge is met de moedigen.

Slechts enkelen zaten in de manche waar het zelfs slem is:

Spel 21

Je kan het niet altijd horen. Ik opende 1, Frank hoogde op en daar bleef het bij. West kan vanuit Oost gezien best verspilde -punten en een minimum hebben.
Niettemin, de shellgrootte is 30, en daarvan zitten er 17 in de OW-shell. Dat is meer dan de helft van de shell-grootte, dus de manche bieden zou aantrekkelijk geweest zijn.

Slechts enkelen lukte het die te bereiken, ben benieuwd hoe hen dat gelukt is:

= * = * =