Spellen van de Week

Spel van de week 7 juli 2020—Bas van der Hoek

Bridgebreinkunde

Menigvoud zijn de tekortkomingen van het bridgebrein. Ik ga er deze week een paar bespreken.

Niet van plan kunnen veranderen

Het brein concludeert vaak uit de bieding of het vroege afspel iets wat dan als in beton gegoten wordt vastgelegd. Het brein is vervolgens blind en doof voor later optredende contra-indicaties. Een illustratie hiervan kwam voor op spel 4:

Uit het bieden leek het er sterk op dat hartens niet bevielen voor west, dus hij moest wel een singleton hebben, en dit nestelde zich op solide wijze in onze breinen. In de eerste 3 slagen werd A, H en V gespeeld, getroefd door de leider die vervolgde met 3 hoge troeven en een hartje. Egbert stapte prompt op met de aas en ik dacht nog bij mezelf, goed gedaan maat, de leider heeft natuurlijk een singleton. De nagespeelde 10 werd gepakt door de leider die nu op een hoge zijn -verliezer kon dumpen: gemaakt. Ik had op de derde troef 9 gediscard (distributie, dus 3). Noord moet dus harten aas duiken, hoe onwaarschijnlijk het dan ook was dat de leider een doubleton had. Het was mij ook vast gebeurd, in de bovenkamer zat de singleton harten als in beton gegoten en niets brengt je daar van af. Behalve even rustig nadenken.

Blinde paniek

Een andere onhebbelijkheid van het bridgebrein is PANIEK. Soms word je zo verteerd door een op het eerste gezicht onafwendbaar rampzalig resultaat dat je vergeet even de zaak rustig te bekijken. Een voorbeeld is spel 14.

H uit gepakt in dummy en A, na. Toen Egbert in slag 3 troef heer had gemaakt kon hij voor de leider 10 slagen tellen: 4 , 5 (de heer zit goed en valt) en A. Paniek sloeg toe, en hij speelde A in de hoop dat ik H had en toen kon het niet meer down en werd zelfs een overslag gemaakt. Als je het paniekgevoel onderdrukt en doordenkt kan partner geen H hebben want dan heeft Frank op 6 punten met een vijfkaart in zijn eentje tot drienivo geboden. Als je in slag 4 harten doorspeelt wordt de leider troefkort en gaat hij 1 of 2 down. Ook dit had mij zo maar kunnen gebeuren, te vaak denk ik niet goed door en speel ik te snel.

Het contract is overigens altijd gemaakt als de leider in slag 2 gewoon klaver speelt, later de schoppensnit neemt, schoppen aas speelt en oost zijn twee troeven laat maken.

Spelen op routine

Luiheid en als gevolg daarvan zich verlaten op routine zit diep in het bridgebrein ingebakken. In ieder geval in het mijne. Neem spel 18.

Ik had de westhand met HVxxx, en paste. Waarom zou 2 beter zijn dan 1SA dacht ik nog, want partner heeft niet vaak een driekaart mee.

Een Jip-en-Janneke redenatie ten faveure van het bieden van 2 is simpel. Om te beginnen, als partner een 3-kaart heeft is 2 natuurlijk sowieso beter. Maar stel hij heeft een kleine doubleton. Dan maak je in sans 4 schoppenslagen als Axx voorspeelt, MAAR je moet ook nog een entree hebben. Als de aas achter HVxxx zit zal je in sans vaak maar 1 schoppenslag maken. Als troef is maak je 3 of 4 (met Axx voor) slagen als ze rond zitten, en ook 3 slagen als de 4–2 zitten met de aas goed. Dus je kan beter in een -contract spelen.

De statisticus kan ook goed beredeneren waarom 2 beter is dan passen op 1SA. Partner heeft een 3-kaart bij alle 4333 verdelingen, bij twee-derde van de 5332 verdelingen en bij de helft van de 4432 verdelingen. Dus een driekaart is veel waarschijnlijker dan een doubleton. Egbert was zo vriendelijk voor mij uit te rekenen dat in 70% van de gevallen partner een 3-kaart steun heeft. Tevens maak je gemiddeld een slag meer in dan in sans, of de maat nou 2 of 3 schoppen heeft. Dus ik had 2 moeten bieden.

Alle paren die een sterke sans speelden kwamen in 1 SA. Alle paren met een zwakke sans belandden in het veel beter scorende 2.

In dit relaas geef ik maar een kleine opsomming hoe onze slechte eigenschappen de scores nadelig beïnvloeden, vrees ik…