Spel van de week 5 mei 2020—Willem jan Maas
Gelukkig bridgen we nog
Een ongelukkige opmerking met grote gevolgen…
Het meest bizarre spel was wat mij betreft het allerlaatste spel. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden, Hedwig die haar hand niet goed gezien had en ik die meende te weten hoe het zat, maar een detail over het hoofd zag, gebeurde er iets bizars.
Nadat ik een 24–25 SA had aangegeven kwamen we in 3SA omdat Hedwig dacht dat ze een 4–4 hoog had. Nu is het in Oost altijd 5 als je het spel helemaal goed aanpakt (een weg op de klavers, en een schopje aftroeven). Nu zat bij ons een hartencontract in West, dus met een ruitenstart maak je maar 10 slagen. Maar zoals gezegd, Hedwig had maar 4 hartens en dus kwamen we in 3SA. Jos van der Dool kwam uit met een schopje, een goede uitkomst want nu zijn de hartens in dummy in principe dood, ik pakte en speelde 3 maal harten. Jos aan slag, en hij ging er met klaver uit. Die was voor mij en ik speelde V. Jos pakte, vreemd genoeg is het beter om te duiken, en speelde weer klaver. Nadat ik mijn klavers had meegenomen had ik een aardig beeld van de distributie en toen ik in slag 10 A speelde en Jos ging denken tikte ik "joh, gooi hem er onder", in de volle overtuiging dat het niet uit zou maken. Als hij namelijk H vast houdt wordt hij daarna ingegooid om de rest naar dummy te brengen, gooit-ie hem er onder, dan verlies ik de laatste ruiten aan Jeroen. Had ik gedacht aan H10 sec? Oeps. Jos gooide de H onder de aas, maar omdat daarna de 10 viel had ik de rest. O jee.
Een beetje knorrig wist Jos te tikken dat hij het een rare opmerking vond, en ik kon niks anders doen dan mijn excuses aan te bieden dat ik hem van zijn a propos gebracht had en erkennen dat ik de mogelijkheid van H10 sec over het hoofd gezien had. Een sportief "np" (No Problem) was mijn deel. Dus deze comedy of errors liep met een sisser af.
Een ongelukkig spel
En weer had ik geen gelijk.
Op spel 20 dacht ik dat Egbert wellicht overboden had met zijn 4. Weinig in de majors, weinig azen, weinig kaart, enz. Een simulatie echter leert dat als je partner inviteert met 5 en 4 het maar liefst in 69% van de gevallen 4 is. Dat had hij dus goed gezien. Waarschijnlijk heb ik mij bovenmatig laten beïnvloeden door het feit dat het bij ons volkomen automatisch twee down had moeten gaan. Dat ging het natuurlijk niet, want we speelden echt niet goed gisteren.
Hedwig kwam uit met een schopje, Egbert speelde de H en ik signaleerde aan. Dit was een goed begin want na een lange denkpauze besloot Egbert dat de schoppenkleur te gevaarlijk was om te (laten) spelen zonder troef gehaald te hebben. Hij deed dus 3 maal troef (eindigend in dummy) en speelde een ruitje. Ik speelde de B via de H en de Aas. Hedwig had ondertussen op de derde troef de klaver aangesignaleerd, dus toen ze schoppen speelde kon ik pakken en er met klaver uit.
Als Hedwig zich nu realiseert dat ik zeker B109 heb, kan ze er met ruiten uit en gaat het contract kansloos twee down. Helaas nam ze twee klavers mee zodat Egbert op de B de laatste schoppen uit dummy weg kon doen toen hij met ruiten aan slag kwam.
Dit spel heeft twee leerpunten. Ten eerste is het niet zo verstandig om "zo maar" met A uit te komen en ten tweede betekent het in de tweede hand inleggen van een honneur dat je de twee onderliggende kaarten ook hebt. Dit is anders dan in de derde hand. Je doet derde hand hoog, maar van een rijtje leg je de laagste. Dit is namelijk het duidelijkst voor partner. In de tweede hand is het andersom. Als je daar inlegt van een rijtje doe je dat met de hoogste. Dat geeft partner het beste beeld op het spel.
En weer een spel van Roelof
Vorige week besprak Bas al een spel van Roelof en ik kon het niet laten onderstaand spel ook te behandelen.
Tegen 3SA kwam Roelof uit met 3. Geen gekke lead, maar omdat ze de Noud en Anneke (Loeve) conventie speelden (een oneven kaart belooft een oneven aantal kaarten en even belooft even) was ik er van overtuigd dat de schoppens 5–3 zaten. Dus toen B aan de V verloor (nooit eens een gelukje) en er schoppen was nagespeeld voor de Aas dacht ik dat het kansrijker was dat W V had dan dat Oost die had. Waarom? Na twee schoppens en H en klaver na heeft (als de schoppens 5–3 zitten) Oost 6 kaarten laten zien (5 en een ) en west pas 5 (3 en 2) Kortom de kans dat West V heeft is 8 tegen 7, dus in tegenstelling tot het credo "eight ever, nine never" is het hier wel degelijk goed om te snijden. Dat deed ik dus en het geluk stond keihard aan. De schoppens zaten namelijk gewoon 4–4 maar Roelof had geen even pipje om te starten. Had ik dat geweten had ik natuurlijk niet gesneden. Het goede doen voor de verkeerde reden. Daar kom je ver mee.