ANALYSES vanuit de LUIE STOEL - 20 november 2007 - John Schalen

Afgelopen dinsdag werd de arme Wim Lotgering die niet eens op de clubavond aanwezig was, weer veelvuldig in niet mis te verstane termen ter verantwoording geroepen: de slems vlogen je om de oren al dan niet gepaard met grillige verdelingen.

6-6 ROOD

Op spel 19 was het raak, na een geanimeerd biedverloop kwamen NZ in 6 gedoubleerd. Na de niet onlogische A start, kan op H die ene weg en worden de spotlights op Oost geplaatst: tijdens de cross-ruff mag Oost geen enkele keer overtroeven anders heeft Zuid zijn 's hoog, terwijl zijn troeflengte nog intact is.
Speelt u maar mee:

• 1e slag: A, getroefd
• 2e / 3e slag: A, getroefd
• 4e slag: h, weg
• 5e slag: getroefd
• 6e slag: getroefd, O weg (!)
• 7e slag: getroefd
• 8e slag: getroefd, O weg (!)

de positie is nu, met N aan slag : Z kan niet voorkomen dat O nog twee slagen maakt.
Stel echter dat O in slag 6 overtroeft en troef na speelt voor de dummy; na een -introever en getroefd met de A is de situatie: Z kan nu met een -introever naar zijn hand, de laatste troef halen en claimen.
"Bezint eer gij begint (met overtroeven)"

DWANG

Spel 5 leidde tot hevige discussies over het maximaal aantal te behalen slagen. Na de start met V heeft noord in SA na het slaan van A (10 ever, 11 never) 13 slagen met behulp van een dubbele dwang (1) of met behulp van een repeterende niet-gelijktijdige driekleuren-dwang (2) tegen O:

Variant (1)

Tijdens de klaveroptocht nemen we de hartensnit (vrouw,heer,aas) en incasseren de tweede hoge ruiten en hartenboer. Vóór het spelen van de zesde klaver is de situatie: op de zesde moet O B vasthouden en een af gooien. 8 heeft zijn werk gedaan en kan weg en vervolgens zit W in de problemen en moet ook een wegdoen. Hierdoor zijn de laatste drie slagen voor Z. (13 in totaal)

Variant (2)

Tijdens de -optocht nemen we de -snit (V,x, x) en incasseren A. Vóór het spelen van de zesde klaver is de situatie: Bx B x x 10xx Vx 10 H x B10 - - AHx - A8 - op de zesde gooit O een af, anders is de rest meteen voor Z, maar na A en naar de B, moet O zich definitief overgeven Essentieel bij variant (2) is het niet incasseren van A, die we bij het niet-dekken van V nodig hebben als extra entree naar de dummy.

---